De plattelandsontwikkeling in Roemenië heeft zich na 1979 bipolair ontwikkeld wat enerzijds leidde tot megabedrijven en anderzijds tot kleine bedrijven die gericht waren op zelfvoorziening, ook wel moestuineconomie genoemd. Ook het agrarisch onderwijs ontwikkelde zich op deze wijze. Zonder een rurale middenklasse kan een agrarische sector echter niet tot wasdom komen. De premier Dacian Ciolos die voorheen EU commissaris van landbouw was, lanceerde derhalve zelf een concrete invulling van het Nationale Programma voorPlattelandsontwikkeling en neemt de volgende maatregelen: vereenvoudiging van de wetgeving, vereenvoudigde wijze van belastinginnig, garantiefonds voor aanschaf van landbouwwerktuigen, bevordering van eco- en agro toerisme, ontwikkeling van landbouw gerelateerd beroeps- en technisch onderwijs en daarop afgestemde Europese subsidie. De maatregelen maken duidelijk dat deze sector in Roemenië de hoogste prioriteit geniet en dat biedt aan Nederlandse agrarische ondernemers zeker kansen.
Kleine agrarische bedrijven
Ook krijgen bij de concretisering van het voornoemde de kleine boeren aandacht door op hun afgestemde maatregelen. Zoals onder andere een verlaging van 50% van het productieniveau wat de drempel verlaagt om van de fondsen gebruik te kunnen maken. Staatsgaranties voor aanschaf van landbouwapparatuur en 15.000 euro per bedrijf beschikbaar te stellen om tot een rendabele bedrijfsvoering te komen. Circa 73% van alle zelfstandige boerenbedrijven zijn zelfvoorzienend en dat impliceert dat in huidige situatie 97% van 3 miljoen boeren geen toegang heeft tot de EU fondsen.
Grondverkoop aan buitenlanders
Premier Dacian Cioloş verzoekt de burgemeesters van de lokale gemeenschappen om een terughoudende attitude bij de verkoop van grond aan buitenlanders en tegelijkertijd steun en support te geven aan de lokale grondeigenaren om hun bedrijf rendabel te maken. Zonder concrete steun van de overheid zal deze aanbeveling weinig effect sorteren. De verleiding is groot om ineens over een riant bedrag te kunnen beschikken en daar het permanente zeer karige inkomen te voor in ruilen. Het is de herhaling van een boodschap die ook in de negentiger jaren werd verteld en waar nauwelijks acht op is geslagen,want je zult voor de veelal armlastige kleine boeren een goed alternatief moeten bieden en dat zullen dan geen papieren beloftes moeten zijn. De premier wees erop dat 10% van de beschikbare grond in handen is van eigenaren buiten de EU en ca.20% tot 30% van eigenaren van andere EU landen. Hij noemde als voorbeeld het district Timis waar ongeveer 150.000 ha landbouwgrond – bijna een derde van het landbouwareaal in de regio – wordt bewerkt door de Italiaanse bedrijven. Het grootste deel van de landbouwgrond is ook eigendom van deze buitenlandse bedrijven. Echter de extreem lage grondprijs van 2000 tot 7000 euro per hectare zal de belangstelling zeker niet doen afnemen. In andere EU landen worden de agrarische bedrijven vrijwel in alle gevallen door overheden beperkt in hun bedrijfsvoering.