Raiffeisenbank heeft bezwaar aangetekend tegen het wetsvoorstel inzake de zogenoemde given-in-payment wet. Deze wet behelst kortweg hypotheekhouders toe om hun hypotheekschuld te voldoen in natura door bijvoorbeeld hun huis als onderpand voor de hypothecaire lening te mogen overdragen aan de bank ter kwijting van hun hypotheekschuld.
Een dergelijke wet bestaat in sommige Amerikaanse staten waaronder Louisiana, waarmee de betreffende banken allerminst gelukkig zijn. Met de vier buitenlandse banken in Roemenië zijn bilaterale overeenkomsten getekend die door het wetsvoorstel volkomen worden genegeerd en het eigendomsrecht wordt aangetast. Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek inzake het verbintenissenrecht (datio in salutem) lijkt een dergelijke mogelijkheid niet geheel uit te sluiten, maar dat lijkt ons voer voor juristen op onderhavig terrein.
Voorts is de Nederlandse CEO van de Raiffeisenbank Steven van Groningen daarbij gesteund door bankwerkgevers (Council of Banking Employers in Romania – CPBR) in aanvaring gekomen met de Hoge Raad voor Magistratuur (in Nederland kortweg Hoge Raad genoemd). Enerzijds beticht de CSM Steven van Groningen te interfereren in de rechtsgang en het onder druk zetten van de rechters om uitspraken te doen in het voordeel van de banken en hun klanten. Anderzijds zond Steven van Groningen begin juli een memorandum namens CPBR aan de Hoge Raad voor de Magistratuur (CSM), aan het ministerie van Justitie en aan de voorzitters van de 15 Rechtbanken in Roemenië met als doel het signaleren van het ontbreken van een unitaire praktijk in rechtszaken tussen banken en hun klanten met betrekking tot leningen in vreemde valuta. In de brief staat ook dat rechtbanken in Roemenië vaak tegenstrijdige beslissingen namen in rechtszaken aangespannen door de bank van cliënten tegen de banken, in het bijzonder die met betrekking tot de terugbetaling van leningen in Zwitserse frank (CHF). De conclusies van de brief waren harder. De CPBR wees erop dat rechters zich vaak bemoeien met de activiteiten van de nationale banken. Een gedachtenwisseling daarover toont een gebrek aan begrip of onwetendheid inzake marktwerking en dat verschillende rechters verschillende interpretaties hadden van dezelfde problemen.
Omdat deze rechtbanken tegen de wet hebben gehandeld, zijn de nationale banken in hun legitieme rechten geschonden en dat kan een grote schade veroorzaken” zoals de brief vermeld. Bovendien, lieten de bankiers doorschemeren dat de aandeelhouders van de banken kunnen besluiten om hun investeringen in Roemenië te stoppen of zelfs kunnen besluiten om juridische procedure op te starten tegen de Roemeense staat voor het herstellen van hun schade dat een gevolg is van onjuiste staatsinterventie in hun bedrijf.