Page 39 - KPMG Eindejaarstips 2016-2
P. 39
Vanaf 2019 zal voor volledig elektrische auto’s het deel van de catalogusprijs dat boven € 50.000 uitkomt
ook onder het algemene bijtellingspercentage van 22% vallen. De BPM wordt tot 2020 geleidelijk verlaagd
met gemiddeld 14,7%. Verder wordt de BPM minder CO2-afhankelijk gemaakt door de vaste voet te
verhogen van € 175 tot € 350 en het CO2-afhankelijke deel van de tarieftabel te verlagen. Voor plug-in
hybrides (auto’s met een CO2-uitstoot tot en met 50 gr/km) wordt het voordeel in de BPM afgebouwd,
nulemissieauto’s blijven tot en met 2020 volledig vrijgesteld. De MRB wordt met ingang van 2017 voor alle
auto’s generiek verlaagd met 2,7%. Voor vervuilende dieselauto’s en -bestelbusjes zal vanaf 2019 een
toeslag gelden van 15%. Het gaat dan om een fijnstofuitstoot van meer dan 5 mg/km en het betreft in de
regel voertuigen van voor 2005 zonder af-fabriekroetfilter. Vervuilende bestelbusjes lopen pas tegen de
toeslag aan als ze twaalf jaar of ouder zijn. Plug-in hybrides behouden in de MRB het halftarief tot en met
2020, nulemissieauto’s blijven tot en met 2020 volledig vrijgesteld.
Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)
Het bestaande systeem van premiekortingsregelingen (opgenomen in de Wet financiering
volksverzekeringen) voor oudere en arbeidsgehandicapte werknemers wordt in de Wet tegemoetkoming
loondomein (Wtl) omgevormd tot een systeem van loonkostenvoordelen en een lage-inkomensvoordeel.
Verder komt de premievrijstelling voor marginale (seizoens)arbeid met ingang van 2018 te vervallen. De
Wtl voorziet in een regeling met betrekking tot:
? loonkostenvoordelen (LKV’s): een tegemoetkoming aan werkgevers voor het in dienst nemen van
oudere uitkeringsgerechtigden, arbeidsgehandicapte werknemers en het herplaatsen van
arbeidsgehandicapte werknemers. Beoogd is dat deze regeling in werking treedt met ingang van
1 januari 2018;
? lage-inkomensvoordeel (LIV): een loonkostenvoordeel voor werkgevers die werknemers met een
relatief laag loon in dienst hebben. Inwerkingtreding is beoogd met ingang van 1 januari 2017.
Common Reporting Standard
De met ingang van 1 januari 2016 in werking getreden Wet uitvoering Common Reporting Standard (CRS)
regelt de implementatie in nationale wetgeving van een EU-richtlijn daarover en van de door de OESO
ontwikkelde CRS. Financiële instellingen worden verplicht bepaalde financiële gegevens, zoals saldi van
door in het buitenland wonende personen aangehouden bankrekeningen, te verstrekken aan de
Belastingdienst. Die wisselt deze gegevens vervolgens uit met de lidstaat waar de houder van de rekening
woont. Bij het vaststellen of sprake is van een rekening waarover moet worden gerapporteerd, worden
financiële instellingen verplicht om de in de CRS en de EU-richtlijn voorgeschreven
identificatievoorschriften toe te passen. De eerste gegevensuitwisseling zal plaatsvinden in 2017 met
betrekking tot gegevens over het kalenderjaar 2016. Het opzettelijk of grofschuldig niet, niet tijdig, onjuist
of onvolledig voldoen aan deze verplichtingen is een beboetbaar feit dat met een maximale boete van
€ 20.250 kan worden beboet. Een strafvervolging wegens het niet voldoen aan deze verplichting is
eveneens mogelijk.
© 2016 Meijburg & Co, Belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen, 39
staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348 en is aangesloten bij KPMG
International Cooperative ("KPMG International"), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden.