Page 29 - KPMG Eindejaarstips 2016-2
P. 29
3. Aanpassing overgangsrecht 29
Bij de inwerkingtreding van artikel 15ad is bepaald dat deze bepaling niet van toepassing zou zijn
op fiscale eenheden die al bestonden op 14 november 2011. Nu wordt echter voorgesteld om het
eerbiedigende overgangsrecht niet meer van toepassing te laten zijn indien een overnameholding
op of na 1 januari 2017 in een nieuwe fiscale eenheid met een andere moeder wordt opgenomen.
In een eerder ter consultatie voorgelegd voorstel was nog sprake van volledige materieel
terugwerkende kracht. Naar aanleiding van de ontvangen commentaren is evenwel besloten op
31 december 2016 bestaande gevallen niet langer onder deze aanscherping te laten vallen.
Verlenging eerste schijf (vanaf 2018)
De eerste schijf waarin het 20%-tarief geldt, wordt in 2018 verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in
2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000. Dit is niet alleen goed voor
het MKB, maar maakt bovendien het opbouwen van netto vermogen in de bv aantrekkelijker.
5.2 Inkomstenbelasting
Maatregelen om sluiproutes in en tussen box 2 en box 3 via een vrijgestelde vbi tegen te gaan
Het kabinet wil tegengaan dat belastingplichtigen door middel van een vrijgestelde beleggingsinstelling
(vbi) overtollig vermogen belastingvrij uit hun bv afsplitsen zodat over het rendement geen
vennootschapsbelasting meer hoeft te worden betaald, maar het rendement alleen in box 2 is belast.
Daarnaast wil het kabinet bestrijden dat belastingplichtigen box 3-vermogen tijdelijk onderbrengen in een
‘flits-vbi’, zodat zij de heffing in box 3 ontlopen of uitstellen en tijdelijk in box 2 worden belast. Daartoe stelt
het kabinet een drietal maatregelen voor:
1. Voortaan zal moeten worden afgerekend over de aanmerkelijkbelangclaim wanneer een lichaam
waarin de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft de vbi-status verkrijgt. Deze
antimisbruikmaatregel geldt alleen voor positieve aanmerkelijkbelangclaims en zal terugwerkende
kracht hebben voor verzoeken om toepassing van het vbi-regime welke zijn gedaan na 20
september 2016 om 15.15.
2. Box 3-vermogen dat wordt ondergebracht in een vbi of een buitenlands beleggingslichaam waarin
de belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, wordt zowel in box 2 als in box 3 belast
wanneer dat vermogen binnen achttien maanden weer terug naar box 3 wordt gebracht. Hiermee
wordt de flits-vbi tegengegaan. Hiervoor zal een tegenbewijsregeling gelden om dubbele heffing
te voorkomen. Verder zullen belastingplichtigen een dergelijke overdracht uit eigen beweging
moeten melden.
3. Tot slot wordt het percentage van het forfaitair rendement uit een vbi gekoppeld aan het voor dat
jaar geldende percentage van de hoogste schijf in box 3.
Beperking reikwijdte toerekeningsstop afgezonderde particuliere vermogens
Sinds 1 januari 2010 worden het vermogen en het inkomen van een afgezonderd particulier vermogen
(APV), bijvoorbeeld een trust of een (buitenlandse) particuliere stichting, toegerekend aan de inbrenger van
het vermogen (of aan zijn erfgenamen). Deze toerekening geldt niet indien het APV zelf in een naar
Nederlandse maatstaven reële heffing naar de winst wordt betrokken, te weten een tarief van ten minste
10% over een vergelijkbare grondslag (toerekeningsstop). Deze stop is van origine bedoeld om dubbele
belasting te voorkomen. In de praktijk blijkt de toerekeningsstop echter te worden gebruikt om
toerekening aan de inbrenger te voorkomen, terwijl in het buitenland effectief (bijna) geen winstbelasting
wordt geheven of net aan het 10%-tarief wordt voldaan, terwijl bij de inbrenger een veel hoger tarief van
toepassing zou zijn geweest. Daarom word voorgesteld om de toerekeningsstop alleen nog te laten
gelden voor APV’s die een reële, actieve onderneming drijven. Voor de situaties waarin de
toerekeningsstop niet van toepassing is, zal in het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 (Bvdb 2001)
worden voorzien in voorkoming van dubbele belasting voor zover daar op grond van een belastingverdrag
of het Bvdb 2001 recht op zou hebben bestaan zonder tussenkomst van het APV. Aandelen en
winstbewijzen kunnen door deze maatregel bij de inbrenger of diens erfgenamen gaan behoren tot een
aanmerkelijk belang. De verkrijgingsprijs van deze aandelen wordt in beginsel vastgesteld op de
historische verkrijgingsprijs van de inbrenger voor inbreng in het APV. Voorgesteld wordt om de beperking
© 2016 Meijburg & Co, Belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen,
staat ingeschreven in het Handelsregister onder nummer 53753348 en is aangesloten bij KPMG
International Cooperative ("KPMG International"), een Zwitserse entiteit. Alle rechten voorbehouden.